Dit artikel kan je helpen sommige bewegingen en verschillen bij je paard beter te begrijpen. Zoals; waarom kunnen de 2 kanten van het paard soms extreem verschillen en waarom het paard beter van achteren naar voren kan lopen dan andersom. Als je weet hoe het lichaam van je paard het beste functioneert dan kun je dit gebruiken in je trainingen. Want als ruiter heb jij veel invloed op het correct gebruik van jouw paard zijn lichaam.
Een paard heeft wel 205 botten, waarvan de schedel al uit 34 botten bestaat. De wervelkolom bestaat uit 54 wervels en een paard heeft 36 ribben(sommige rassen 34). De voor en achter benen bestaan uit 20 botten per been. Een paard mist alleen een sleutelbeen waardoor het voorbeen niet met een gewricht vast zit aan het borstbeen maar volledig door spieren.
Daarnaast is het skelet in te delen in het Axiale skelet wat bestaat uit het hoofd, de wervelkolom, de ribben en de borstkas. Het Appendiculaire skelet zijn de voor en achterbenen.
Het skelet van het paard bestaat uit:
– 7 haswervels
– 18 borstwervels
– 6 lumbale wervels
– 5 sacrale wervels
– 18 staart wervels
Het skelet zorgt voor stevigheid, het beschermt interne organen. Het skelet bepaald het exterieur van je paard. Door het skelet kunnen spieren en pezen aanhechten en deze in beweging brengen. Daarnaast worden er in de lange botten rode bloedlichaampjes geproduceert en bieden de botten opslag ruimte voor vetten en mineralen.
Naast het skelet heeft het paard 436 spieren waarmee hij zich voort beweegt want de spieren bewegen de botten en niet andersom.
Er zijn 3 soorten spierweefsels in het lichaam:
- Hart spierweefsel wat in en rondom het hart ligt
- Skeletspierweefsel dit zijn spieren die zich bezig houden met de beweging van het lichaam. Het instant houden van het lichaam en het stabiliseren van gewrichten.
- Glad spieweefsel speelt een rol bij de bloedsomloop en de spijsvertering (organen zijn ook van glad spierweefsel en aderen etc)
Daarnaast zijn er nog 2 spier soorten. De slow twitch en de fast twitch. De slow twitch zijn spieren die langzaam samentrekken en niet snel vermoeid zijn. Dit zijn vaak de korte spieren die dicht tegen het skelet aanliggen en vooral stabiliseren. De fast twitch spieren kunnen snel samentrekken en verbruiken daarbij veel energie, deze spieren raken ook snel verzuurd. Dit zijn de grotere spier groepen die we trainen met dressuur en springen. En welke ook gelijk onder de huid liggen en je ziet groeien naarmate het paard langer in training is.
Ieder veulen wordt geboren met een aantal reserve spiercellen. Wanneer je jouw paard traint dan beschadig je de spier ietsjes waardoor hij zich gaat herstellen en meer spiercellen gaat plaatsen om de volgende keer deze beschadiging tegen te gaan. Hierdoor groeien de spieren en wordt je paard sterker. Alleen deze reserve spiercellen is geen bodemloze put dus dat houd een keer op.
Dat is ook de reden dat wanneer een paard ziek is geweest en het lichaam alle voeding uit de spieren heeft getrokken dan zijn ook de reserve spiercellen kapot en kunnen deze spieren vaak niet meer aansterken. Ze zullen wel blijven functioneren alleen zie je dat andere omliggende spieren ook de functie van deze geatrofieerde spier gaan overnemen.
Wanneer je zo’n 30 minuten per training flink werkt met je paard dan is het erg belangrijk om je trainingen op en af te bouwen. Om 10 minuten in te stappen en 10 minuten uit te stappen ook al wil je paard na de training gelijk rechts omkeerd naar zijn box. Dit is belangrijk voor het opwarmen en afkoelen van de spieren en ook kan het lactaat (verzuring) die zich opbouwt in de spieren gedurende de training makkelijker afgevoerd worden wanneer je paard even lekker uitgestapt wordt.
Leuke anatomische verschillen tussen paard en ruiter:
Anatomisch gezien hebben paarden en mensen bijna allemaal dezelfde botten en dezelfde volgorde in het lichaam alleen zijn sommige botten bij ons minder belangrijk dan bij de paarden.
- De oren van het paard bewegen en die van ons niet
- Het tongbeen is verbonden met de oren bij het paard bij ons niet.
- Wij hebben 24 ribben, paarden 36 (arabieren soms 34)
- Een paard heeft geen sleutelbeen anders zou hij deze breken wanneer hij land van een sprong.
- Het schouderblad van een paard is veel groter dan dat van ons.
- Het paard staat op zijn middelvinger (hoefbeen) de wijsvinger is het kroonbeen de ringvinger is het kootbeen en de straalbeentjes zijn de overblijfselen van de duim en de pink.
- De radius en de ulna zijn je onderarm botten, bij ons zitten ze los van elkaar het paard heeft ze ook maar hier zitten ze vast aan elkaar. Wij kunnen daardoor de draai beweging maken om uit een glas te drinken, paarden kunnen dit niet.
- De sprong bij het paard is vergelijkbaar met onze enkel alleen werkt het wel anders.
- Het bovenbeen is bij het paard vaak een stuk korter dan het onderbeen.
Een paard loopt van nature meer op de voorhand en wij lopen van nature meer op de achterhand. Wel is het belangrijk om het paard zijn lichamelijke balans meer naar achteren te krijgen, zodat het paard kan gaan bewegen vanuit de achterhand. Hierdoor bolt hij van nature zijn rug en en gebruikt hij zijn skelet en spieren op de juiste manier.
De kracht van het paard zit in het achterbeen. Je kunt dit vergelijken met een soort veer hoer sterker de beenspieren hoe meer het paard kan afzetten en sneller kan gaan. Met het voorbeen kan het paard geen snelheid maken omdat de voorbenen geen verende kracht kunnen maken. Daarnaast heeft het paard één stuwend achterbeen en één dragend achterbeen. Het dragende achterbeen kun je herkennen aan de makkelijke galop. Het paard zal altijd deze galop als voorkeurs kant houden want hij vind het erg makkelijk om hierop te zitten, dit been staat altijd meer onder de massa. Het stuwende been is de been in leiding om meer snelheid te maken, dit been staat automatisch ietsje meer achter de massa. De galop op dit been is vaak lastiger te verzamelen, echter de midden galop op deze kant zal je paard erg goed kunnen! Door training kun je dit verschil gaan minimaliseren.
Naast het stuwende en dragende achterbeen heeft het paard altijd een voorkeurs houding. Dat is hetzelfde als bij ons links of rechts handig. Dit kun je door training ook steeds dichter bij elkaar brengen. Wel is het belangrijk dat je beiden kanten evenveel blijft trainen. Vaak is het verleidelijk om de makkelijke kant iets meer te doen dan de moeilijke kant. Ook wij als ruiter hebben een makkelijke en een moeilijke kant. Wanneer deze kanten matchen dan gaat de makkelijke kant vanzelf en lijk de moeilijke kant veel moeilijker dan dat hij is. Probeer hierin zelf ook altijd beter te worden.
En vergeet niet dat jij als ruiter de personal trainer van je paard bent!
Ik hoop dat het artikel je wat meer duidelijkheid kan geven in de anatomie van je paard en waarom de verschillende kanten bij je paard soms zo groot kunnen zijn. Maar alles is te verbeteren met correcte training zolang je het tijd en geduld kunt geven. Ben je benieuwd wat er nog meer kan helpen? Lees dan dit blog over in Harmonie rijden met je paard. Heel veel rijplezier!
Liefs, Sandy